In de ATEX richtlijn wordt een explosieve atmosfeer gedefinieerd als "een mengsel van brandbare stof (in de vorm van gas, damp, mist of stof) met lucht onder atmosferische omstandigheden waarin - na ontsteking - de ontbranding zich verspreidt over het gehele onverbrande mengsel”).
Een gas-, damp- of stofexplosie is een plotselinge verbranding, waarbij een drukopbouw plaatsvindt. Voor een explosie zijn drie dingen nodig: brandbare stof, zuurstof in de juiste hoeveelheid en een ontstekingsbron.
Er kunnen twee soorten explosies worden onderscheiden. De gasexplosie en de stofexplosie.
De stofexplosie is de meest verraderlijke. Stof zakt naar de grond en als ergens een explosie plaatsvindt, dan wordt het stof in de buurt van de explosie opgedwarreld, wat vervolgens ook explodeert. Er zijn situaties bekend waarin complete bedrijven door dit soort explosies zijn weggevaagd.
Een gasexplosie is geheel iets anders. Bij vrijkomen vermengt het gas zich met de lucht en zal uiteindelijk zo ver verdunnen, dat het explosiegevaar wijkt, natuurlijk alleen indien er een goede ventilatie aanwezig is. Alleen op de plaats van de juiste gas/lucht-verhouding treedt bij ontsteking een explosie op.
De richtlijn geldt voor alle ondernemingen waar "door het gebruik van brandbare stoffen een gevaarlijke explosieve atmosfeer kan ontstaan en het daardoor tot explosiegevaar kan komen".
In de praktijk horen wij vaak van poedercoaters dat men niet aan Atex 153 hoeft te voldoen omdat "poeder onbrandbaar is". Zelfs in de veiligheidsbladen die de poederfabrikant verstrekt staat dit vaak vermeld. Het is echter zo dat ELKE poederlak explosief brandbaar is op het moment dat deze in de lucht is verdeeld in een concentratie binnen de explosiegrenzen!! Bedenk wel dat dit concentraties zijn zoals deze dagelijks in uw poedercabine en afzuiginstallatie voorkomen! Wij beschikken over testapparatuur waarmee wij u dit kunnen aantonen. Op de foto ziet u bijvoorbeeld wat een hoeveelheid van 2 gram poederlak teweeg kan brengen.
bi het bewerken van houten werkstukken komt houtstof vrij dat bijvoorbeeld in filters of silo’s explosieve stof/luchtmengsel kan vormen
Als gietproducten van metaal worden vervaardigd, kan bij de oppervlaktebehandeling (slijpen) explosief metaalstof ontstaan. Dit is met name het geval bij lichte metalen. Dit metaalstof kan in collectoren een explosierisico teweegbrengen.
Geschat wordt dat deze regeling geldt voor meer dan 45.000 bedrijven alleen al in Nederland!
Verplichtingen van de werkgever
De belangrijkste verplichting van de werkgever is dat hij moet inventariseren (ATEX 153) of en zo ja waar binnen zijn bedrijf arbeidsplaatsen zijn waar een explosieve atmosfeer aanwezig is of kan zijn. Daartoe moet hij een risico inventarisatie maken, een zone-indeling opstellen etc. en de resultaten samenvatten in een explosieveiligheidsdocument (EVD). Dit EVD dient regelmatig te worden bijgehouden (artikel 4 van de Richtlijn 1999/92/EG). Dit document dient ten minste de volgende informatie te bevatten :
Dit document moet -in Nederland - deel uitmaken van de wettelijk verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). De Arbeidsinspectie accepteert geen EVD's die ouder zijn dan 5 jaar. Regelmatige actualisering van het EVD is dus noodzakelijk.
Een werkgever is wettelijk verplicht om te zorgen voor een veilige werkplek volgens de geldende wettelijke regels.
Indien men niet of niet tijdig voldoet aan de richtlijn kan bij een contrôle door de Arbeidsinspectie een boete worden opgelegd.
Indien men niet voldoet aan de richtlijn en er gebeurt een ongeval op de werkplek als gevolg van een explosie dan is men als werkgever volledig aansprakelijk voor alle schade die daaruit voortvloeit. Claims van verzekeringsmaatschappijen en/of de uitkeringsinstantie(s) kunnen dan verwacht worden. Dat dit zeer vergaande financiële gevolgen kan hebben behoeft geen betoog.
De ATEX-richtlijn bevat een indeling van de groepen in zogenaamde categorieën. Groep I is voor de mijnbouw. Groep II (de apparaten toegepast in de industrie) is onderverdeeld in de categorieën 1, 2 en 3. De nieuwe richtlijn omvat een apparatenindeling (dus niet enkel voor elektrisch materiaal) in groepen en categorieën met verschillende beschermingsniveau’s.
Categorie 1 : omvat apparaten die het vereiste veiligheidsniveau moeten waarborgen, zelfs in het geval van een uitzonderlijke storing van het apparaat
Categorie 2 : omvat apparaten die het vereiste veiligheidsniveau moeten waarborgen, zelfs bij frequente storingen of bij gebreken in de werking van het apparaat waarmee rekening moet worden gehouden.
Categorie 3 : omvat apparaten die bij normaal bedrijf het vereiste veiligheidsniveau waarborgen
De ATEX153 schrijft voor dat ruimtes waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen gezoneerd moeten worden. De zonering geeft duidelijkheid over de waarschijnlijkheid van een optreden van een explosieve atmosfeer. Men maakt onderscheid tussen de zones 0, 1 en 2 voor gassen en de zones 20, 21 en 22 voor stoffen.
De methodiek bij het zoneren is het inschatten van de kans dat een explosieve atmosfeer aanwezig is. Ook moet de tijd dat een dergelijke atmosfeer bestaat bepaald worden evenals de grootte van de bron waaruit de explosieve atmosfeer ontstaat Belangrijke punten bij het zoneren zijn dat de producteigenschappen bekend zijn en dat er rekening gehouden wordt met de gevarenbronnen (bijvoorbeeld waar gas kan vrijkomen). Aansluitend dient de zone-indeling te worden gemaakt.
De ATEX 153 kent de volgende zone-indeling
Voor gas- en damp
Zone 0: Omgeving, waarin tijdens normaal bedrijf, brandbare stoffen (in de vorm van gas, damp of nevel) met lucht voortdurend of gedurende lange perioden (meer dan 1.000 uur per jaar) een ontplofbaar mengsel vormen.
Zone 1:Omgeving, waarin tijdens normaal bedrijf, brandbare stoffen (in de vorm van gas, damp of nevel) met lucht af en toe (tussen 10 en 1.000 uur per jaar) een ontplofbaar mengsel vormen.
Zone 2:Omgeving, waar het bij normaal bedrijf niet waarschijnlijk is, dat een explosiegevaarlijke atmosfeer zal ontstaan door een mengsel van gas, damp of nevel met lucht, of, indien dit wel gebeurt, het verschijnsel zeer kortstondig (minder dan 10 uur per jaar) is.
Voor stof
Zone 20: Omgeving, waarin tijdens normaal bedrijf, een ontplofbaar stof-luchtmengsel voortdurend of gedurende lange perioden (meer dan 1.000 uur per jaar) aanwezig is.
Zone 21:Omgeving, waarin tijdens normaal gebruik een ontplofbaar stof-luchtmengsel af en toe aanwezig (tussen 10 en 1.000 uur per jaar) kan zijn.
Zone 22:Omgeving, waarin tijdens normaal bedrijf de aanwezigheid van een ontplofbaar stof-luchtmengsel niet waarschijnlijk is en wanneer dit toch gebeurt, het verschijnsel zeer kortstondig (minder dan 10 uur per jaar) is.
Dit betekent dus dat het voorbeeld hierboven, het aftappen van oplosmiddelen uit een vat, gezoneerd moet worden, zelfs als maar 15 minuten per week gebruik van wordt gemaakt!
ATEX 153 verlangt in de eerste plaats dat het ontstaan van een explosieve atmosfeer wordt voorkomen.
Kan dit niet, dan moeten ontstekingsbronnen zoveel mogelijk worden geëlimineerd. Ontstekingsbronnen kunnen zijn vuur, hete oppervlakken, ontladingen van statische electriciteit, broei e.d. Kan dit niet dan moet men er voor zorgen dat de gevolgen van een explosie zover beperkt worden dat de gezondheid van werknemers zoveel mogelijk is gewaarborgd.